José Saramago’s Viagem a Portugal (Reis naar Portugal) is een prachtige beschrijving van een tocht door heel Portugal. De schrijver neemt ons mee door het hele land en maakt ons met zijn milde ironie, ook over zichzelf als reiziger, deelgenoot van zijn observaties. Bij mijn weten is het boek -jammer genoeg- nooit in het Nederlands vertaald. Wie Portugees leest, leze Viagem a Portugal. Het is, ondanks een soms wat literair taalgebruik, zeer leesbaar. Voor wie dat een brug te ver is, is er een Engelse vertaling: Journey to Portugal.
In de inleiding zet Saramago meteen de toon: “Het is slecht gesteld met het werk dat een voorwoord behoeft om het uit te leggen, het is niet best gesteld met een voorwoord dat zo’n uitleg probeert. Laten we daarom afspreken dat dit geen voorwoord is, maar een simpele aankondiging”. De auteur raadt ons verder aan om het boek niet als een reisgids te lezen. “De auteur geeft geen advies, ondanks de overvloed aan meningen.”
Vervolgens maakt Saramago een lange reis van noord naar zuid door Portugal. Hij begint aan de grens met Spanje, waar de Douro/Duero de grens vormt. Daar vraagt hij zich af in welke taal de vissen van de ene kant spreken met de vissen van de andere kant. En of er daar op de bodem van de rivier ook douane is met paspoorten en stempels. Gek eigenlijk dat mensen als ze reizen zoveel formaliteiten moeten vervullen, hoor je hem denken.
Als geen ander weet Saramago Portugal in woorden te vatten. Het mooie, maar ook het lelijke van de kerken, de dorpen, de steden en het landschap – ook als het regent. Want, zo stelt de auteur, de zomer is wel een mooie tijd met de zon en het strand, maar de bergen in de mist en de vele kleuren groen van de bomen in de regen zijn ook prachtig. De schrijver bezoekt talloze kerken en andere gebouwen, waarbij hij steeds een subtiele stap (of enkele) verder gaat dan andere reisboeken. Inderdaad een boek vol meningen, maar die doen er toe en zetten je aan het denken, zoals geen reisgids dat kan. Zo bespiegelt Saramago ergens in het boek over de verwrongen gezichten van de Manuelijnse stijl, die soms afschrikken.
De ontmoetingen, die de reiziger onderweg heeft, zijn ook zeer lezenswaardig. Zoals wanneer hij een koeienhoeder ontmoet, die niet veel moeite deed voor zijn werk, maar zijn vak zeer goed beheerste, “want de koeien gedroegen zich alsof er een heel leger wakers om hen heen liep”. Het zit hem vaak in kleine zinnetjes: “de ruïne van een klooster, treurig zoals alleen ruïnes van een klooster kunnen zijn.” Of het waar is dat alleen kloosterruïnes zo treurig zijn, doet niet ter zake. Het bijzinnetje laat de lezer even stilstaan bij de ruïne, waardoor de treurigheid voelbaar wordt. Een heel stuk verderop in Viagem a Portugal, als hij in Torres Vedras is, corrigeert Saramago: “een bron die niet stroomt, is treuriger dan een ruïne”.
In hoofdstuk ‘Een bagaço in Rio de Onor’, beschrijft Saramago op vermakelijke, maar zeer liefdevolle wijze hoe hij in Rio de Onor van locale mensen een bagaço krijgt aangeboden uit eigen stokerij. Die voelt in de keel als een schaaf en veroorzaakt in de maag een explosie. Tot troost krijgt hij een stuk brood van de vrouw, die dat brood ‘met veel liefde’ tegen haar borst houdt.
Grappig is ook wanneer de reiziger bij een kerk op zoek gaat naar iemand die de sleutel heeft. Bij een huis vertelt een vrouw dat de sleutel daar niet is. Na wat heen en weer gepraat blijkt er elders nog een sleutel te zijn, in een nabijgelegen huis. Voordat hij bij het andere huis is, roept de vrouw hem terug met de sleutel in de hand. “Dat zijn van die gelegenheden dat de reiziger de wereld moet accepteren voor wat die is.” Waarom ontkent ze eerst de sleutel te hebben en doet ze nu alsof er niets gebeurd is? Saramago’s observaties van de absurde kanten van het leven zijn prachtig.
Elders doet een elektronisch versterkt carillon pijn aan de oren. “Het is het geluid van een carillon en versterkers, oosterse toeters gericht op alle windstreken, die de klank van het brons trillend laten dreunen in alle richtingen. De reiziger zou liever het bim-bam van de klokken hebben dan die elektronische klank, maar de vooruitgang zal niet buiten deze dalen blijven om hem te behagen.”
Zo reist Saramago met zijn milde en liefdevolle blik heel Portugal door, totdat hij in de Algarve eindigt. Hoewel, eindigt, de reis houdt eigenlijk nooit op, stelt Saramago in zijn slotparagraaf. Een prachtig boek om Portugal weer beter mee te leren kennen. Je krijgt er zin in om hem na te reizen. Dat is overigens niet wat Saramago bedoelde met zijn boek. “Neem dit boek tot voorbeeld, nimmer als model”.
José Saramago Viagem a Portugal. Engelse uitgave: Journey to Portugal.
Juni 2010