Voor de tweede keer in mijn leven ben ik overvallen in Brazilië. De eerste keer ruim twintig jaar geleden met mijn ouders, die er erg gringo uitzagen, nabij de Praia do Flamengo in Rio de Janeiro, nu in een rustige kustplaats in de staat São Paulo. We waren al gewaarschuwd dat de criminaliteit daar sterk was toegenomen.
Omdat je niet helemaal in functie van de gevaren wilt leven, had ik toch mijn fototoestel meegenomen naar het strand. In een onopvallende, oude tas, dat wel. Aan de boulevard maakte ik een foto en toen zag ik twee verdachte jongens langs fietsen. Verdacht, omdat we gewaarschuwd waren voor boefjes op de fiets.
Ze leken door te rijden en waren snel verdwenen. Toen we even later in een rustig straatje liepen, waren ze er ineens weer. Met de hand op de buik deden ze of ze een pistool in de broekband hadden en kondigden de overval aan. Waarschijnlijk waren ze ongewapend, maar je neemt geen risico. Spullen afgegeven, de knapen snel weggefietst. Wij bleven ietwat verdwaasd achter. Het gaat allemaal heel snel.
Aangifte gedaan. De politie is zo vriendelijk om ons terug te brengen – met loeiende sirene en hoge snelheid.
Je weet dat het kan gebeuren, je bent vaak gewaarschuwd (te vaak, daar word je ook wat iebel van), maar als je dan echt overvallen wordt, is het een rotervaring, zelfs als de bandieten niet eerst meppen en dan de spullen pakken, wat helaas ook voor komt.
Desondanks blijf ik zeggen: ja, Brazilië heeft een probleem met misdaad, absoluut, maar je moet dat niet overdrijven, zoals de media en borrelpraters vaak doen.