Ik heb altijd wat gehad met stempels. U weet wel: een vroeger meestal houten handvat met daaraan een blokje waarop een rubbertje gelijmd zat met reliëf. Dat zet je op een in inkt gedrenkt stempelkussen en als je dan het stempel op papier drukt, heb je een afbeelding.
Waarom ik stempels altijd interessant heb gevonden weet ik niet. Zou het zijn, omdat ik op de lagere school bij een foutloze oefening een stempel in mijn schrift kreeg? Of was het omdat je ze door officiële instanties veel zag gebruiken, bijvoorbeeld op het gemeentehuis, of het postkantoor? Boem! Meestal was de bons van het stempel op het papier een teken dat een en ander afgerond en bekrachtigd was.
Voor mijn tiende verjaardag vroeg en kreeg ik een datumstempel. Dat vond ik interessant: dat je alle data (nou ja, voor zover er jaren op je stempel zaten) kon stempelen, simpelweg door de dag, de maand en het jaar door te draaien.
Nou had ik zo’n stempel, maar er was natuurlijk weinig te stempelen. Dus zette ik de datum van mijn verjaardag wel tien keer in het boek, dat ik op diezelfde dag kreeg. Een stempel is tenslotte om te stempelen.
(Op de foto het stempel van het Commando Mariniers in Nederlands Nieuw-Guinea, dat tot 1962 een Nederlandse kolonie was.)