Een internetcontact over postzegels en handgeschreven brieven deed me met weemoed denken aan het schrijven met een echte pen. Eerst op de lagere school met de bekende kroontjespen, die je in een inktpot moest dopen. Later kregen we een wat modernere versie, die niet meer het typische kroontje in het ontwerp had. Pennetjes om in inkt te dopen bestaan trouwens in vele vormen.
Onze lessenaars hadden een ingebouwd inktpotje dat je met een schuifdekseltje dicht kon doen tegen het uitdrogen. De leerling die rond mocht gaan met de grote inktfles om de potjes bij te vullen, werd door iedereen benijd.
Om de pen na gebruik af te vegen hadden we een inktlap: op elkaar genaaide lapjes waartussen je de pen kon schoon maken. Gekochte waren meestal van zeemleer, de door moeder gemaakte van beschikbare oude lappen. Sommige moeders maakten hele mooie.
Als ik mij niet vergis, mochten enkele leerlingen in het laatste jaar van mijn lagere schooltijd experimenteren met een vulpen. Ik weet niet of die daarna op grote schaal is ingevoerd in het lager onderwijs.
Vulpennen hebben een inktreservoir, zodat je die ook onderweg kunt gebruiken zonder een inktpot mee te hoeven nemen. De eerste vulpennen werkten met een zuiger, zodat je hem kon vullen door inkt uit een inktpot op te zuigen. Simpele, doeltreffende techniek, al waren ze wel wat lekgevoelig. Menigeen heeft meegemaakt dat zijn of haar pen in borst- of binnenzak dan wel in de tas is leeg gelopen. Later kwamen er vulpennen met inktpatronen, die als voordeel hebben dat ze minder snel lekken en als nadeel dat ze gemaakt zijn van wegwerpplastic.
Ik schrijf nog steeds graag met een vulpen, al heeft de computer natuurlijk veel van het schrijven met de hand onnodig gemaakt. Schrijven met een vulpen voelt gewoon veel lekkerder dan met een ballpoint (balpen). De ballpoint begon in mijn jeugd aan zijn opmars in de wereld.