Bert Ernste – Utrecht | São Paulo • weblog

Brazilië, West-Papua, media en meer

Archive for the ‘bahia’ tag

Honderd jaar Dorival Caymmi

leave a comment

Vandaag zou Dorival Caymmi, beroemd Braziliaans componist en zanger, honderd jaar zijn geworden. Het is altijd wat willekeurig om dergelijke data aan te grijpen voor een blogpost, maar wat mij betreft is elke aanleiding een goede, want Dorival Caymmi heeft prachtige muziek gemaakt. Hij schreef en zong vooral over de zee, de vissers en Bahía, waar Dorival Caymmi vandaan kwam. Hij overleed in 2008 op 94-jarige leeftijd.

Hier een voorbeeld van zijn werk, João Valentão, met een Engelse vertaling erbij, gevonden op dit blog. Voor wie meer wil horen daaronder een optreden op televisie, waar Caymmi ook vertelt over zijn achtergrond en de inspiratie voor zijn muziek. Tenslotte links naar interviews (Portugees) en meer muziek van Dorival Caymmi.

João Valentão
João Valentão is a bully, he throws blows
He doesn’t pay attention and he doesn’t even contemplate life
He intimidates every João, he does things that even God can’t believe
But he has his moment in life…

It’s when the sun goes breaking over the end of the world, for night to arrive
It’s when the roar of the waves can be heard more loudly, at the edge of the sea
It’s when the weariness of the struggle – of life –  obliges João to sit down
It’s when the morena curls up, comes to his side, wishing to please
If the night is moonlit, the urge is to tell fibs, to stretch out
Lie down on the sand on the beach that ends where no one can see
And that’s how this man falls asleep, who never needs to sleep to dream
Because there is no dream more beautiful than his land (there’s none)

Bron met meer uitleg

>

>

Voor wie Portugees leest interviews over Dorival Caymmi en meer songs.

Meer Brazilië

Written by Bert Ernste

april 30th, 2014 at 6:28 am

Brieven uit Brazilië: reizen in een primitief land

leave a comment

Omslag boekTussen 1897 en 1902 reisde de jonge Nicolaas Verschuur door Zuid-Amerika en met name Brazilië op zoek naar edelstenen. Over zijn wederwaardigheden schreef hij brieven in de krant Het Nieuws van den Dag. Brazilië was toen nog grotendeels ongerept, in de zin dat er weinig wegen waren. Het reizen was bijzonder avontuurlijk, mede door de diverse indianenstammen, die lang niet allemaal gediend waren van blanke indringers.

In 1989 verscheen bij de Arbeiderspers een boek, bezorgd door August Willemsen, met daarin veertig van de zestig brieven die Verschuur schreef. Voor wie zich een voorstelling wil maken van hoe het Braziliaanse binnenland er uit zag rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw is dit boek beslist een aanrader.

In de eerste brieven in het boek schrijft Verschuur een aantal malen over de verwarde politieke toestand in de Braziliaanse deelstaat Bahía. Het is ten tijde van de oorlog van Canudos, waarin Antônio Conselheiro duizenden mannen en vrouwen om zich heen verzamelde, die armoede leden en in Conselheiro een (religieus) leider zagen die heil zou brengen. Toen zij zich vestigden in Canudos (op grond van een grootgrondbezitter) kregen zij het aan de stok met de gevestigde orde. Ook werden Conselheiro en zijn volgelingen er valselijk van beschuldigd de monarchie te willen herstellen. Keizer Dom Pedro II was in 1889 afgezet en Brazilië werd een republiek. Een zenuwachtige burgemeester van het stadje Juazeiros vreesde een invasie van de volgelingen van Conselheiro en riep hulp in van het leger, dat er aanvankelijk niet in slaagde om de ‘Conselhistas’ te verslaan.

Verschuur merkt de onrust in Bahía en hoort een en ander over de gebeurtenissen en schrijft: “Hoe dit eindigen moet in dit bijgelovig fanatiek land is vooralsnog een raadsel. Zolang hij niet dichter in onze buurt komt, niet een of andere volgeling in onze buurt verdwaalt en nog ontzettender wonderen van de apostel opdist, zal het hier wel rustig blijven.” (Uiteindelijk werden Conselheiro en zijn volgelingen bloedig verslagen. Vargas Llosa schreef over die episode het spannende boek De oorlog aan het einde van de wereld | The war of the end of the world.)

Dat conflict speelt zijdelings een rol in het verhaal van Verschuur, maar de meeste brieven gaan toch over zijn zoektocht naar (half)edelstenen en zijn directe omgeving. Zoals dat in die tijd gebeurde spreekt hij over zijn donkere dienstmeid als ‘zwartje’ en het woord ‘neger’ heeft nog geen negatieve bijklank. Grappig is dat Verschuur een Nederlands kookboek, Aaltje de volmaakte en zuinige keukenmeid bij zich heeft om zijn dienstmeiden aanwijzingen te kunnen geven. Voor het bereiden van poema neemt hij het recept voor haas en voor de restanten van de maaltijd dat van hazepeper.

Een bezoekende groep kunstenmakers leidt tot grote opwinding in het dorp waar Verschuur verblijft. De jeugd staat hen al op te wachten aan de rand van het dorp. “Eindelijk kwamen zij aan, vijf personen, hun bagage gepakt op twee magere paarden, zó broodmager dat het een wonder was hoe zij hun last konden dragen.” De artiesten brengen na hun optreden de notabelen van het dorp een afscheidsbezoek. Ook Verschuur valt die eer te beurt, maar hij “was zeer blij toen deze zeldzaam smerige negerfamilie mijn deur weer uit was”.

Zo beschrijft Verschuur in nuchtere termen, zonder uitgebreide analyses of oordelen, zijn leven in Brazilië. Op weg naar Bolivia ontmoet hij een poemajager, die hij in het Spaans aanspreekt. De poemajager blijft ondanks fraaie Spaanse volzinnen zeer argwanend. Totdat Verschuur zijn Luxemburgse metgezel in het Duits toeroept om de geschoten poema van de jager te komen bekijken. De jager laat zijn geweer vallen, de tranen biggelen over zijn wangen en hij zegt: “Hoe dank ik de hemel dat ik nog eenmaal mijn moedertaal hoor. Sinds 20 jaar is mij de straf opgelegd, gedoemd ver van mensen in deze wildernis te leven, en nu ik weer voor het eerst mijn moedertaal hoor, nu is mij het hart zo vol, zo week”. Verschuur en zijn metgezel vragen uit respect niet naar het drama achter deze woorden.

De passage tekent hoe anders het reizen in die tijd was, zeker als je de wildernis introk. Geen communicatie, anders dan door het sturen van een boodschapper. Geen mobiele telefoon, satelliettelefoon of andere elektronica, zelfs geen telefoon.

Verderop vertelt Verschuur van de gemeenschappen van gevluchte slaven, die in het oerwoud wonen. Na de afschaffing van de slavernij breidden deze gemeenschappen zich nog verder uit. “(…) zo ontwikkelden zich zich in de wildernissen gehele negerstammen die, afgescheiden van alle aanraking met de blanken, hoe langer hoe meer verwilderden, en in de oerwouden leefden zoals hun voorvaderen in het verre Afrika. Toch zijn die wilde of verwilderde stammen niet buitengewoon gevaarlijk, men moet met alle mensen weten om te gaan, tamme en wilde”.

Ook Verschuurs verhalen over de indianen zijn interessant om te lezen. Zo vertelt Verschuur van de Mataco’s, die hand aan hand zwemmend een woest stromende rivier zo breed als het Amsterdamse IJ weten over te steken. Soms maken ze daarvoor ook vlotten. Verder heeft hij weinig goede woorden over voor de Mataco’s: “de lamlendigheid en loomheid van dat volk beschrijven is ondoenlijk”.

Voor de Chiruanen aan de grens met Bolivia heeft Verschuur meer waardering. Die maken van een koeienhuid een soort vierkante bak om een rivier over te steken. Een indiaan op een paard trekt de bak en een aan de achterkant meezwemmende indiaan zorg voor de balans.

Hoe primitief en armoedig grote delen van Brazilië rond 1900 waren, blijkt uit Verschuurs brief uit Bom Jesus de Lapa, waar hij op zijn metgezel wacht. Een van zijn ossen gaat dood na het eten van giftige planten. Verschuur sleept de dode os buiten de bewoonde kom en vilt die. Nauwelijks heeft hij de huid van het dier af en wil hij het door het gif zwart geworden vlees aan de gieren laten, of “hongerige ongelukkigen stonden gereed om om twistend de buit te verdelen. Ondanks mijn waarschuwingen vielen de hongerlijders erop aan; de sterksten kregen het meest. Mannen en vrouwen vochten om die bloederige stukken; het was onmogelijk er mij tegen te verzetten. ’t Was een mensonterend, walgelijk schouwspel.”

Alles bij elkaar is Brieven uit Brazilië van Nicolaas Verschuur een zeer prettig lezend boek over pionieren in andere, voor de moderne reiziger die voortdurend online is, bijna onvoorstelbare tijden. De brieven zijn nuchter geschreven, registrerend zonder veel oordelen en met een prettige dosis verbazing en humor. Zeer aanbevolen!

Nicolaas Verschuur, Brieven uit Brazilië

Meer Brazilië

Written by Bert Ernste

juli 27th, 2013 at 8:11 am

Salvador de Bahía – strand

leave a comment

Foto strand met badgasten en volleyballers

Salvador de Bahía (BA) Brazilië 1987

Salvador de Bahía ligt net als de meeste koloniale steden aan de kust. Als het mooi weer is – en dat is het heel vaak – stromen de stranden vol.

Meer Brazilië | Meer foto’s

Written by Bert Ernste

mei 12th, 2013 at 9:08 am

Salvador de Bahía – mooie stad

2 comments

Foto van hellende straat met blauwe kerk

Salvador de Bahía (BA) Brazilië 1987

Salvador de Bahía, meestal kortweg Salvador genoemd, is de hoofdstad van de noordoostelijke Braziliaanse deelstaat Bahía. Omdat hier veel afstammelingen van slaven wonen, kun je gemakkelijk denken dat je er in West-Afrika bent. De Afrikaanse invloeden vind je terug in de keuken van Bahía, in de muziek en dans (onder andere capoeira) en in de religie, bijvoorbeeld candomblé.

Bahía was de eerste hoofdstad van de Portugese kolonie Brazilië. Het historische centrum in Portugese koloniale stijl staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.

Meer Brazilië | Meer foto’s

Written by Bert Ernste

mei 11th, 2013 at 8:41 am

Braziliaanse cinema: Capitães da areia | Kapiteins van het zand

leave a comment

Foto rennende straatjongensDe film Capitães da areia (Kapiteins van het zand) (2011) van Cecília Amado vertelt het verhaal van een groep straatjongens in Salvador de Bahía in de jaren dertig van vorige eeuw. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Jorge Amado, de grootvader van de regisseur. ‘Kapiteins’ refereert waarschijnlijk aan de titel coronel (kolonel), die veel grootgrondbezitters in Brazilië al dan niet terecht gebruikten.

Toen het boek Capitães da areia in 1937 verscheen, viel dat niet in goede aarde bij de toenmalige, autoritaire regering van Getúlio Vargas, die meende dat het boek een communistische boodschap had. De eerste editie werd in beslag genomen en deels publiekelijk verbrand in Bahía. Inderdaad was Jorge Amado communist en het boek kaart het lot van straatkinderen aan, maar in de film is de communistische boodschap ver te zoeken. Meer boeken Brazilië

De film laat de groep straatkinderen zien als een sympathieke vriendengroep onder leiding van Pedro Bala. ‘O professor’ is de intellectueel van het gezelschap, die kan lezen en (hoe stereotiep) een bril heeft. ‘Sem perna’ (‘Zonder been’) loopt wat mank. De groep leeft van straatroven en inbraken.

Regisseur Cecília Amado heeft gekozen voor een wat gestileerde manier van filmen. Regelmatig staat het beeld even stil, bijvoorbeeld tijdens de traditionele capoeira, de van de slaven afkomstige vechtdans. In de fotografie wordt veel gebruik gemaakt van het prachtige zonlicht in Bahía, waarmee de film (onbedoeld?) een erg zonnig beeld van het leven op straat schept. Zonnig ook in de zin dat het meer om een prettige vriendengroep lijkt te gaan dan om een sociaal achtergestelde groep straatkinderen, zoals we die inmiddels kennen uit vele realistische films, die de kijker enigszins murw achterlaten.

De jongens (later voegt zich een meisje bij de groep) zijn overwegend vrolijk en opgewekt en lijken nauwelijks zorgen te hebben, afgezien van een conflict met een andere groep. Die ruzie leidt tot een confrontatie, die sterk doet denken aan de West Side Story, die andere film waarin geweld tussen jeugdbendes geromantiseerd en gestileerd wordt.

De film laat de capitães da areia zelfs zien aan boord van het visserschip van een oudere vriend. Ze liggen en hangen aan boord als ware het een pleziertochtje en dat is het blijkbaar ook. Het is ze natuurlijk gegund, maar je wilt bijna straatjongen in Bahía worden na het zien van deze film, zo gezellig lijkt het (meestal).

Waar de film speelt in de jaren dertig van vorige eeuw, zou je kunnen betogen dat de straatkinderen van toen een minder somber bestaan hadden dan vandaag de dag, nu verdovende middelen en met name crack hun tol eisen onder daklozen.

Toch bleef ik, net als mijn Braziliaanse filmvrienden na deze film zitten met het gevoel dat we een gesteriliseerd beeld van de sociale werkelijkheid van straatkinderen hadden gezien. De acteurs zijn sympathiek, eigenlijk te sympathiek en vriendelijk voor hun rol. Ze lijken meer op middelbare scholieren van gegoede ouders dan straatjongens. Sommige dialogen in de film zijn nogal houterig. Het werken met amateurs als acteur is sympathiek en kan leiden tot natuurlijk spel, maar in deze film werkt het vaak niet goed. Kortom: Capitães da areia was een tegenvaller.

Meer Braziliaanse cinema | Meer Brazilië

Written by Bert Ernste

april 6th, 2012 at 2:27 pm