Toen ik begin jaren 1980 naar Portugal ging, kwam ik als progressieve jongeling en later als journalist als vanzelf in aanraking met de ‘culturele elite’. Het was nog geen tien jaar na de Anjerrevolutie en Portugal was nog bezig met het afrekenen met het verleden. Op een gezellige avond met Portugese kennissen vroeg iemand mij wat ik van fado vond. Ik vond fado mooi. Ik houd wel van wat drama en nostalgie, de fado met die aparte Portugese gitaar in de begeleiding sprak mij wel aan. Dat zei ik dus ook. Het gelaat van mijn kennis betrok een beetje, waarna hij iets mompelde als “nou ja, het is wel iets typisch van Portugal”. Hij was duidelijk geen fan van de fado. De fado was voor hem het oude Portugal van de dictatuur en nu was Portugal bezig een modern land te worden.
Op dezelfde manier mocht je vroeger, als je meende tot de Nederlandse ‘welingelichte’ en ‘verlichte’ kringen te behoren, in Nederland niet houden van de smartlap. Op de vaak goedkope emoties en simpele teksten van het levenslied hoorde je als ‘culturele elite’ een beetje neer te kijken. Dat was voor het klootjesvolk. In de jaren 1970-’80 veranderde dat. De yuppie kwam op (yup = young urban professional): jonge, hippe mensen met een baan, die bij wijze van spreken in hun Porsche bij de Hema langs reden om zo’n ordinaire worst te halen. De reclamemensen hadden het er maar moeilijk mee, want het was ineens niet goed meer mogelijk om mensen in stijlgroepen in te delen.
Ook het levenslied mocht ineens weer. Intellectuelen gingen zingen in een smartlappenkoor of een koor dat zeemansliedjes zong. Toen André Hazes enkele jaren geleden overleed, waren er nog maar weinigen, die neerbuigend deden over het levenslied.
Fado van Lissabon
Maar terug naar de fado. Ik was dus niet echt ‘cultureel correct’ volgens die Portugese kennis, maar als buitenlander mocht ik dan wel van die typisch Portugese muziek houden. Ik was vergeven. Sindsdien is echter ook in Portugal de fado weer helemaal terug gekomen. Jonge fadistas brengen zowel het klassieke repertoire als vernieuwingen in de fado. Ik volg de ontwikkelingen in de fado niet meer op de voet, maar wie ooit dacht dat de fado zijn beste tijd gehad had, kwam bedrogen uit. Zoals zo vaak is de volkse cultuur veel krachtiger dan de elite denkt.
Maar is fado nu mooi? Uiteindelijk is dat natuurlijk een kwestie van smaak. Veel mensen vinden de fado (we hebben het hier over de fado van Lissabon) veel te zwaar aangezet, te somber, te veel zwelgen in leed. Sommige fados zijn ook wel heel zwaar, maar er zijn ook veel fados die een vrolijk en opzwepend ritme hebben en een lichte tekst.
Een willekeurige greep uit mijn platenkast: Carlos do Carmo heeft ooit een vrij luchtige plaat gemaakt, Um homen no país, waarop hij lichte fados zingt over diverse provincies van Portugal. Het is eerlijk gezegd niet echt mijn soort fado, maar ik noem het als voorbeeld van het feit dat de fado niet alleen maar langgerekt ach en wee is. Dat geldt ook voor Nuno de Aguiar, die op een naamloze LP onder meer in een vrolijk tempo zingt over de postbode van Lisboa, die niet kan wachten of de brief die hij heeft afgeleverd goed of slecht nieuws bevat: “o carteiro de Lisboa (…) não tem tempo de esperar se a notícia é mã ou boa”. Een mooie plaat! Toen ik hem gekocht had, luisterde een van die ‘cultureel correcte’ vrienden er kritisch naar, waarna hij hem goedkeurde: het was ‘echte’ (scherpe) fado (fado agudo).
Zelf mag ik ook graag de hese stem van de beroemde Alfredo Marceneiro (foto links, bron) horen. Hij was zonder enige twijfel een van de groten van de fado, ook als componist.
Van de nieuwe lichting ben ik een fan van Camané (bijvoorbeeld de CD Esta coisa da alma), minder van Mísia (bijv. Garras dos sentidos en Ritual), maar het is natuurlijk erg persoonlijk.
De Portugese culturele elite, die ik in de jaren 1980 kende, moest ook niet zo veel hebben van de grande dame van de Portugese fado Amália Rodrigues (foto rechstboven, bron). Ook ik dacht indertijd dat zij misschien door haar internationale succes te commercieel was geworden, maar zij heeft prachtige fados opgenomen. De culturele elite heeft lang niet altijd gelijk!
Cristina Branco, die haar carrière in Nederland begon vind ik ook een hele goede. Een heel bijzondere plaat is Fado bailado van Rão Kyao. Hierop is de stem vervangen door een saxofoon. Zeer de moeite waard. Van de diverse verzamel-CD’s is The story of fado een erg goede selectie.
Maart 2010