In 1961 vloog mijn moeder met haar vier kinderen mijn vader achterna, die op Nederlands Nieuw-Guinea was gestationeerd. Omdat het luchtruim van de toenmalige Sovjet-Unie verboden gebied was, vloog de KLM via de Noordpool naar Anchorage (Alaska) en Tokyo (Japan) en vandaar naar de luchthaven op Biak, Nieuw-Guinea. Een reis van 24 uur in het zonlicht, wat leidde tot slapeloosheid.
Bij elke tussenlanding moesten we een uurtje het vliegtuig uit. Dat gaf de kans om op de luchthaven van Anchorage een opgezette ijsbeer te bewonderen. Voor de tienjarige knaap, die ik toen was, hartstikke spannend.
Japan was begonnen aan zijn industriële opmars, aanvankelijk door het kopiëren van westerse technologie. Om reclame te maken voor het nieuwe Japan kregen wij kinderen op de luchthaven van Tokyo prachtig blikken speelgoed te leen om mee te spelen terwijl we wachten op het vertrek naar Biak.
Mijn vader had me gevraagd om op mijn moeder te passen als ‘de man in huis’ en ik nam dat, al was ik pas tien, zeer serieus. Mijn moeder kortte in Tokyo de wachttijd door een gesprek met een Amerikaanse sergeant, die ook moest wachten op zijn aansluiting. Ondanks de afleiding van het mooie speelgoed, heb ik hem heel goed in de gaten gehouden.
Meer West Papua | Nederlands Nieuw-Guinea