Utrecht 2017
Afbeelding op een beker ter herinnering aan de tiende bevrijdingsdag in 1955. Hij stond samen met een beker uit 1960 en oorlogsboeken al eens op dit weblog.
Brazilië, West-Papua, media en meer
Utrecht 2017
Afbeelding op een beker ter herinnering aan de tiende bevrijdingsdag in 1955. Hij stond samen met een beker uit 1960 en oorlogsboeken al eens op dit weblog.
Utrecht 2014
Ter herinnering aan de bevrijding van de Duitse bezetting van Nederland in 1945 is deze bruine beuk geplant als ‘bevrijdingsboom’. Hij staat aan het Servaasbolwerk in Utrecht.
Zie ook: Dodenherdenking 1, Dodenherdenking 2 en Bevrijding.
Brazilië 1938
In eerste instantie was ik – net als iedereen – geschokt door de onthoofdingsfilmpjes van Islamitische Staat (IS). Toch kreeg ik al snel een ongemakkelijk gevoel bij de nogal pavloviaanse reactie daarop: ‘barbaars’, ‘primitief’, ‘schokkend’. En daarna: ‘bombarderen!’ In het verleden hebben onze bombardementen alleen maar ellende gebracht.
De verontwaardiging over de onthoofdingen door IS kwam pas op, toen er Westerlingen werden onthoofd. Eerdere onthoofdingen in Syrië van een aantal niet-Westerse gevangenen door de Free Syrian Army (vermeend gematigde rebellen waarmee het Westen zaken doet in de strijd tegen het bewind van president Assad) kregen in het Westen geen (media)aandacht. Dat is cynisch.
Ook is de nadruk op de barbaarsheid van dood door onthoofding nogal selectief. Is de dood van onschuldige burgers door aanvallen met drones, of door ongerichte bombardementen minder erg?
Onthoofdingen spreken onze angsten meer aan dan technologische oorlogvoering, waarbij de schutter op afstand blijft: hoog in de lucht bij bombardementen (naderhand een biertje in de kantine van de basis), ver weg aan de andere kant van de wereld in het geval van drones (als de dienst erop zit, gewoon naar huis), of vele kilometers ver op een schip in het geval van kruisraketten. Door van ver komende stukken metaal uiteen gereten te worden, is net zo erg als van dichtbij vermoord te worden.
Ongemakkelijk is ook de suggestie van veel politici en media dat deze onthoofdingen specifiek zijn voor deze terroristische groepering. De boodschap (vaak impliciet, maar ook expliciet) is dat de daders primitief en barbaars zijn. Kortom: onmensen. In hun motieven hoef je je dan niet meer te verdiepen. IS is evenwel alles behalve primitief en gaat weloverwogen te werk.
Onthoofdingen komen ook in onze geschiedenis volop voor. In 1945 onthoofdden Amerikanen een Japanner en poseerden met het afgehakte hoofd uitgestald op een tank. In 1991 deden Amerikanen hetzelfde met een Irakees. Tot in de jaren zestig gebruikten de Europeanen in hun koloniën onthoofdingen om vrijheidsbewegingen af te schrikken. Meer over onthoofdingen in de geschiedenis hier en hier.
Velen zullen het bovenstaande lezen als het goedpraten van de onthoofdingen. Dat is natuurlijk klinkklare onzin. Het doden van onschuldige burgers is nooit en te nimmer goed te praten. Laten we onze (media)aandacht en onze verontwaardiging echter niet beperken tot onthoofde onschuldige Westerse burgers. Meer.
De foto hierboven uit 1938 is gemaakt in Brazilië waar de autoriteiten lang jacht maakten op de bende van Lampião en Maria Bonita (Mooie Maria). De bendeleden werden onthoofd en de hoofden tentoongesteld.
Utrecht 2014
Behalve ‘De ballade van de ter dood veroordeelden’ hing bij mijn oma vroeger ook dit schildje aan de muur. Naar ik aanneem een uiting van het onvermijdelijke patriottisme, in woord zo niet in daad, van veel Nederlanders tijdens de Duitse bezetting. Onbekend is of dit huisvlijt is of een gekocht ding.
Zie ook Bevrijding, eerder op dit weblog.
Utrecht 2014
Wie in de jaren vijftig en zestig opgroeide kreeg uiteraard het een en ander mee over de tweede wereldoorlog en de Duitse bezetting van Nederland. Jeugdboeken als Reis door de nacht van Anne de Vries en Van Hollandse jongens in de Duitse tijd van Aart Romijn las ik diverse malen (rechts op de foto). Uiteraard was goed en fout in dergelijke boeken erg helder en we maakten ons als jongere graag wijs dat we in de oorlog ook helden zouden zijn geweest.
Later leer je de nuances kennen, de bekende grijstinten, waar zoveel discussie over is.
Schrijver Simon Vestdijk was daar al vroeg bij met zijn Pastorale 1943, waaruit blijkt dat ook kleinzielige factoren een rol spelen bij de besluiten die mensen nemen. Iemand aan de Duitsers verraden vanwege een teleurstelling in de liefde bijvoorbeeld.
In 1960 kreeg ik op school de rechtse ‘bevrijdingsbeker’. De andere, uit 1955, verwierf ik veel later.
Zie ook ‘De oorlog weer zwart-wit willen zien is perverse nostalgie’.
Utrecht 2014
Bij mijn oma thuis hing in mijn jeugd een ingelijst, handgeschreven gedicht over gevangenen van de Duitse bezetter, die vreesden voor hun leven.
Het maakte diepe indruk op mij als jonge knaap, die de nodige oorlogsverhalen had gehoord en gelezen. Bijvoorbeeld Reis door de nacht van Anne de Vries en Van Hollandse jongens in de Duitse tijd van Aart Romijn.
Het was de ‘Ballade van de ter dood veroordeelden’ door Yge Foppema, die het gedicht schreef in zijn cel in het zogenoemde Oranjehotel, de gevangenis van Scheveningen.
De ballade van de ter dood veroordeelden
‘God, help mijn vrouw en kinderen! Ik kom wel terecht!’
Haastig met potlood gekrabbeld opschrift op den binnenkant
van een celdeur in het Binnenhof te ‘s-Gravenhage.
Een zware hand legde zich op zijn schouder
En onderbrak zijn dagelijkschen gang.
Heel even ging zijn adem wat benauwder,
Toen ging hij rustig mee. Hij was niet bang.
Dat dit eens komen moest wist hij allang.
Wie, die den strijd aanbindt, schuwt de gevaren?
Menig soldaat sterft in zijn beste jaren.
Maar toen het land riep, volgde hij dien drang.
Op ’t Binnenhof heeft hij heel zacht gezegd:
‘Heer, help de mijnen! Ik kom wel terecht!’
Er zat een jonge man in Scheveningen,
Die had gesaboteerd en opgeruid,
Wapens gesmokkeld en nog andere dingen,
Tot hij verraden werd. Toen was het uit.
En een paar cellen verder zat zijn bruid.
Zij waren altijd in elkaars gedachten.
Terwijl zij samen op het einde wachtten.
Een vonnis, en zes kogels tot besluit.
Iederen avond hebben zij gezegd:
‘Heer, help den ander! Ik kom wel terecht!’
En in de cel daarnaast een jonge jongen,
Die eens de vreugde van zijn ouders was.
Toen hij thuis was, had hij altijd gezongen.
Zijn oogen waren klaar als zuiver glas.
Hij nam zijn leven toen het nog maar pas
Begon en wierp het in de schaal der vrijheid.
Hij offerde het met dezelfde blijheid
Waarmee hij door zijn jeugd gedarteld was.
Steeds heeft hij dit gebed voor God gelegd:
‘Heer, help mijn ouders! Ik kom wel terecht!’
Allen, allen: de man met grijze haren,
Die elken avond psalm zingt in zijn cel,
De jeugdigen, en die op rijper jaren,
Gehoorzaamden het innerlijk bevel –
Zij stonden op hun post en wisten wel:
Wij zijn gering in aantal, weinig krachtig,
De vijand is barbaarsch en overmachtig,
En als hij toeslaat, treft zijn wraak ons fel
En het vergaat ons en den onzen slecht……
God sta hen bij! Wij komen wel terecht!
Prinsesse van Oranje, hoog verheven.
Die het symbool van ons verlangen zijt,
Wij weten wel: dit kost ons straks het leven,
Wij zien het licht nog slechts een korten tijd.
Maar als wjj aanstonds vallen in den strijd
En eenzaam sterven op de hei in Haren,
Dan willen wij een laatsten zucht bewaren
Voor dit gebed op weg naar de eeuwigheid:
Heer, Uw soldaat, die sneuvelt in ’t gevecht,
Smeekt U: help Holland! Ik kom wel terecht.
Yge Foppema
Utrecht 2012
De tekst op deze gedenkplaat luidt: “W.J. Heukels – L.J. Lans gaven hun leven voor Nederland en Oranje. Hun zwijgen redde hun medewerkers”. Daarboven een schild met de letters PTT. Het gaat blijkbaar om medewerkers van de PTT. Onderaan handen, die iets met een draad lijken te doen. Links de Utrechtse Domtoren.
PTTers in Utrecht zetten onder de neus van de Duitse bezetters verbindingen op voor de inlichtingendienst van het verzet. Het is mij onbekend of dit Heukels en Lans en hun medewerkers betrof. Waarschijnlijk wel, want op Wikipedia vind ik:
Wolter Heukels (verzetsnaam: Ome Jan) was eerste opzichter bij de PTT en was lid van de Ordedienst (OD). In september 1944 leerde Heukels enkele leden van de Knokploeg Utrecht, die een clandestiene telefoonpost in het hoofdgebouw van de Nederlandse Spoorwegen in Utrecht bedienden, hoe ze door de Duitsers gevoerde telefoongesprekken konden afluisteren. Met behulp van de verkregen gegevens werden ongeveer zestig treinen door sabotage, beschieting of bombardement verhinderd hun bestemming te bereiken.
Heukels werd op 16 oktober 1944 samen met Leendert Johannes Lans, die ook bij de telefoonpost betrokken was, door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd en als Todeskandidat opgesloten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Op 22 januari 1945 werden beiden bij een vergeldingsactie voor een bomaanslag op de machinefabriek Jaffa in Utrecht op het terrein van de fabriek gefusilleerd. Heukels werd begraven op de N.H. Begraafplaats Oud Kralingen in Rotterdam (rij 22, nummer 459).
Bij Koninklijk Besluit Nr. 17 van 7 mei 1946 werd Heukels postuum onderscheiden met het Verzetskruis 1940-1945. Zijn naam wordt vermeld op twee oorlogsmonumenten in Utrecht. Ook is daar een straat naar hem genoemd, de Wolter Heukelslaan.
De gedenkplaat is te vinden op de Begraafplaats Soestbergen in Utrecht, maar is wellicht afkomstig uit het voormalige postkantoor aan de Neude in Utrecht. Of er zijn twee gelijke plaquettes.
Nijmegen 2013
Entree van de Titus Brandsma Gedachteniskerk gewijd aan Titus Brandsma, een priester die zich verzette tegen de Duitse bezetting van Nederland en later de dood vond in concentratiekamp Dachau.
Arnhem 2013
Bovenstaand schilderij van een zwarte soldaat van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) hangt in Museum Bronbeek in Arnhem. Het is Jan Kooi, in 1882 geschilderd door Conrad Leich.
Tussen 1831 en 1872 werden naar schatting 3000 West-Afrikaanse rekruten geworven om te vechten in het Nederlands-Indisch Leger. De Afrikaanse soldaten waren gelijk gesteld aan Europese militairen. Dat was om elke schijn van slavernij te vermijden en waarschijnlijk ook om te voorkomen dat de Afrikanen zich solidair zouden gaan voelen met de inlandse bevolking van Nederlands-Indië. Ze werden Zwarte Hollanders genoemd, of Orang Belanda Hitam.
Veel West-Afrikanen bleven in Indië en trouwden met inlandse vrouwen. Tot na de tweede wereldoorlog bestonden er een hechte indo-Afrikaanse gemeenschap op Java. Een ander deel van de Afrikanen keerde terug naar Ghana (Elmina), waar Java Hill nog steeds aan het Indische avontuur herinnert.
Meer lezen over dit onderwerp:
De Zwarte Hollanders waren moedig, trots en ongehoorzaam
Zwarte huid, oranje hart: Afrikaanse KNIL-soldaten in de diaspora
>
Amsterdam 2013
In het Tropenmuseum staat dit gipsmodel van een houten beeld, dat in de leeszaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen te vinden is. Het beeld is rond 1922 gemaakt door L.J. Vreugde en stelt een Atjeher met een boorbeitel voor.
Atjeh was deel van Nederlands Indië, waar de bevolking niet veel moest hebben van de Nederlandse overheersing. De oorlog in Atjeh is berucht.