Vandaag is de nationale herdenking 15 augustus 1945, de dag dat Japan capituleerde en er een einde kwam aan de tweede wereldoorlog. Eurocentrisch als we zijn, vergeten we vaak dat die oorlog niet eindigde met de capitulatie van de Duitsers en het einde van de Duitse bezetting.
Een bijzondere episode van die tweede wereldoorlog in de Oost was de guerrillastrijd van de groep van kapitein Willemsz Geeroms, die uit handen van de Japanse bezettingsmacht op Nederlands Nieuw-Guinea wist te blijven, ondanks de uiterst zware omstandigheden. (Tweede wereldoorlog in Nieuw-Guinea)
Na de capitulatie van Japan riep Indonesië op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit, waarop Nederland antwoordde met de zogenoemde politionele acties, een eufemisme voor (koloniale) oorlog. In die oorlog sneuvelde de 21-jarige Van Eckeveld van het monument op de foto hierboven.
Voor veel mensen lijkt de geschiedenis van ‘ons’ Nederlands Indië steeds verder weg te geraken.
De postbode op Java, die gisteren op dit weblog stond, deed mij denken aan het feit dat je vroeger niet veel contact kon hebben met familie of vrienden die ver weg woonden. Telefoneren met verre oorden was vaak gewoon onmogelijk en als het al kon voor veel mensen te duur. Dus moest men het doen met brieven die er vaak lang over deden.
Gaandeweg kwam daar verandering in. In 1916 werden de eerste aanzetten gegeven voor een radioverbinding tussen Nederland en Nederlands Indië, maar pas in 1929 werd het mogelijk om de menselijke stem die afstand te laten overbruggen. Zie de advertentie hierboven. Interessante geschiedenis. >Hier meer
Voor mensen die toen voor het eerst weer de stem van een dierbare konden horen was het wel wennen, zoals bezongen door Willy Derby in deze smartlap (tekst onder de video):
Hallo! Bandoeng!
’t Kleine moedertje stond bevend
Op het telegraafkantoor
Vriendelijk sprak de ambtenaar: “Juffrouw
Aanstonds geeft Bandoeng gehoor”
Trillend op haar stramme benen
Greep zij naar de microfoon
En toen hoorde zij, o wonder
Zacht de stem van haren zoon
Hallo, Bandoeng
“Ja moeder, hier ben ik”
“Dag lieve jongen,” zegt zij, met een snik
Hallo, hallo
“Hoe gaat het ouwe vrouw”
Dan zegt ze alleen
“Ik verlang zo erg naar jou”
“Lieve jongen,” zegt ze teder
“Ik heb maanden lang gespaard
’t Was me, om jou te kunnen spreken
M’n allerlaatste gulden waard”
En ontroerd zegt hij dan: “Moeder
Nog vier jaar, dan is het om
Oudjelief, wat zal ‘k je pakken
Als ik weer in Holland kom”
Hallo, Bandoeng
“Ja moeder, hier ben ik”
“Dag lieve jongen,” zegt zij, met een snik
Hallo, hallo
“Hoe gaat het ouwe vrouw”
Dan zegt ze alleen
“Ik verlang zo erg naar jou”
“Jongenlief,” vraagt ze, “hoe gaat het
Met je kleine, bruine vrouw”
“Best hoor,” zegt hij, en wij spreken
Elke dag hier over jou
En m’n kleuters zeggen ’s avonds
Voor ’t gaan slapen ’n schietgebed
Voor hun onbekende opoe
Met ’n kus op jouw portret
Hallo, Bandoeng
“Ja moeder, hier ben ik”
“Dag lieve jongen,” zegt zij, met een snik
Hallo, hallo
“Hoe gaat het ouwe vrouw”
Dan zegt ze alleen
“Ik verlang zo erg naar jou”
“Wacht eens, moeder,” zegt hij lachend
“‘k Bracht mijn jongste zoontje mee”
Even later hoort ze duidelijk
“Opoelief, tabe, tabe”
Maar dan wordt het haar te machtig
Zachtjes fluistert ze: “O Heer
Dank, dat ‘k dat heb mogen horen”
En dan valt ze wenend neer
Hallo! Bandoeng
“Ja moeder, hier ben ik”
Zij antwoordt niet, hij hoort alleen ’n snik
“Hallo, hallo” klinkt over verre zee
Zij is niet meer
En het kindje roept: “tabe”
Een oude buizenradio met zoals toen gebruikelijk een glazen paneel met radiostations waarachter een naald bewoog voor de afstemming.
Interessant van de radio hierboven, die ik in Brazilië zag, is dat hij ook korte golf (short wave) heeft, waarmee stations op veel grotere afstand kunnen worden beluisterd.
Op Nederlandse radio’s was Beromünster vaak het radiostation helemaal aan de linkerkant van de radio. Voor ouderen onder ons wekt die naam nostalgie op. Voor Wim Noordhoek motief voor de novelle Beromünster.
Verrassend om daar een grammofoonplaat van ‘onze’ Heintje te zien. Overigens is de plaat een Duitse versie. Wel leuk zo’n meubel met apparatuur van vroeger.
Aanvulling september 2022: Van de Nederlandse arbeidsinspectie mocht Heintje in Nederland nauwelijks optreden, omdat dat gezien werd als kinderarbeid. Mede daardoor was Heintje veel populairder in Duitsland. Zie ook de video van Andere Tijden:
Dit radiostation (‘de zender van de goede Jezus’) kwam ik tegen nabij de kerk Santuário do Bom Jesus de Matosinhos en de beroemde beelden van Alejadinho, die onlangs nog op het weblog van collega-Braziliëganger Constant Coolsma stonden en ook al eens op dit weblog.
In Brazilië zijn diverse religieuze radio- en televisiezenders van zowel katholieke als evangelistische huize.
Het is mij een raadsel waarom ik in mijn jeugd ineens jazzmuziek mooi ben gaan vinden. Mijn ouders hadden geen jazzplaten en waren niet erg bezig met muziek. Ook mijn schoolgenoten waren geen jazzfans.
Er is een redelijke kans dat ik ‘aan de jazz’ raakte door het radioprogramma van Michiel de Ruyter. Het was in ieder geval een programma, waar ik een tijd lang gefascineerd naar heb geluisterd. De Ruyter had een aparte stem en wist zijn enthousiasme voor de jazz goed over te brengen.
Vaak nam ik stukken op met een ouderwetse bandrecorder zoals die hiernaast. (Foto Virtueel radio en tv museum Lekkerkerk.) Op school schreef ik de namen van talloze groten uit de jazz op de schutbladen van mijn multomap.
Het is nu vele jaren later, maar ik mag nog steeds graag naar jazz luisteren.
Op mijn wandelingen ben ik steeds opnieuw onder de indruk van de gevarieerdheid van de natuur. Dan denk ik vaak aan de woorden van de bioloog dr. Fop I. Brouwer, die lang geleden een radiorubriek had over de natuur. Hij sloot altijd af met: “Alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit”.
Brouwer had die rubriek in het radioprogramma Weer of geen weer, de voorloper van Vroege vogels, dat gepresenteerd werd door Bert Garthof. Het taalgebruik op de radio was toen nogal plechtig en ietwat belerend.
In Nederland lopen discussies over journalistieke mores volgens een vast patroon. Er wordt een misstand in de journalistiek geconstateerd, bijvoorbeeld het interviewen van een minderjarige overlevende van een vliegramp of het inhoudsloze van ‘afzeikjournalistiek’ en vervolgens probeert iemand iets te bedenken om zo’n misstand te bestrijden.
Voor rampenjournalistiek is al herhaaldelijk opgeroepen om te komen tot een gedragscode. Vanwege ‘afzeikjournalistiek’ deed Naema Tahir in het programma Buitenhof het voorstel om te komen tot een vorm van toezicht en Hans Roodenburg pleitte voor een boycot.
Dergelijke defensieve reacties staan een serieuze discussie over kwaliteitscriteria in de journalistiek in de weg. Wat maakt journalisten zo verschillend van -zeg- artsen, advocaten, financiële tussenpersonen, bankiers, of mensen in het onderwijs, waarvan vrijwel iedereen vindt dat die gecertificeerd en gediplomeerd moeten zijn, onder een toezichthoudend orgaan moeten vallen en zich aan duidelijke gedragscodes moeten houden?
Natuurlijk, aan elke vorm van toezicht / gedragscode / certificering zitten haken en ogen. Dat geldt zeker ook op het terrein van de media, die een hoge mate van onafhankelijkheid en kritisch gehalte dienen te hebben.
Genoemde pavlovreacties slaan echter elke discussie over toezicht / gedragscode / certificering van de (serieuze) journalistiek dood, nog voordat er iets is uitgewerkt. Dat heeft tot gevolg dat de misstanden in de media, en de non-journalistiek waar we nu vaak mee te maken hebben blijven voortbestaan. Door bijna alles in de media onder de noemer van journalistieke vrijheid te brengen verpesten de beunhazen het voor de echte professionals en krijgt de burger steeds minder respect voor ‘de’ journalistiek.
Het zou goed zijn om eerst eens naar een goed uitgewerkt voorstel voor toezicht / gedragscode / certificering van de kwaliteitspers te kijken, alvorens “censuur!” en “persbreidel” te roepen. Bestudeer zo’n voorstel, inventariseer de voor- en nadelen (zullen er zijn) van een professioneel ingekaderde journalistiek, weeg die af tegen de grote nadelen en voordelen (zijn er ook?) van een niet ingekaderde en veel te breed gedefinieerde journalistiek met de uitwassen, zoals we nu hebben. Oordeel dan pas en niet op voorhand.
Een serieus beroep als journalist verdient een steviger basis dan “wij journalisten weten wel wat we doen”. We zien het dagelijks: dat valt vies tegen.
Toen ik in de zesde klas lagere school zat, ontdekte ik de radio. Eerst via de voor mij magische kristalontvanger, die een vriendje mij liet zien. Ik denk dat hij Reinier heette. Zonder batterij kon je radio ontvangen. Met een klemmetje verbond je de kristalontvanger aan bijvoorbeeld een waterleiding, die dan als antenne diende.
Zelf heb ik nooit een kristalontvanger gehad, maar van mijn spaargeld kocht ik op een gegeven moment een transistorradio’tje. Een Philips LOX90T (foto van Wikimedia). Ik weet nu nog hoe ik mij suf heb gepiekerd of ik de goedkopere uitvoering met alleen middengolf zou nemen, of de duurdere met midden- en lange golf. Uiteindelijk koos ik voor het laatste, maar ik kan mij niet herinneren dat ik die lange golf ooit gebruikt heb.
Wat was ik trots op mijn radio’tje! Het gaf me het gevoel dat ik geheel zelfstandig, dus niet via het radiotoestel in de woonkamer, verbonden was met de wereld. Het was fascinerend om allerlei stations te horen, als je de afstemschijf draaide. Ineens waren verre landen dicht bij. Al verstond ik natuurlijk nog niets van die vreemde talen. Later kwam er een korte-golfradio.
We kunnen nu voortdurend verbonden zijn met wie we willen, tenminste als je genoeg geld hebt. Dat was wel eens anders. Toen ik in mijn studententijd naar India ging, bestond de mobiele telefoon nog niet, net zo min als internet. Naar huis bellen was onbetaalbaar en veel gedoe. Je moest op het postkantoor wachten tot de verbinding tot stand kwam. Dat kon lang duren. Het contact met het thuisfront bestond dus uit brieven. Het antwoord kwam poste restante (vrij vertaald ‘wachtende post’) naar een postkantoor naar keuze, waar je het kon afhalen.
Je was blij als je ergens een internationale krant kon kopen. Voor het nieuws uit de wereld en het thuisland was er ook de korte golf. Radio-uitzendingen via de korte golf gaan de hele wereld rond, dus met een korte-golfontvanger kon je het nieuws uit Nederland (Wereldomroep) en de wereld (BBC World Service) overal volgen.
Indertijd kocht ik de beste korte-golfontvanger, die er toen was, de Sony ICF 7600. De eerste werd gestolen tijdens een vlucht van Kenya naar Lesotho. Wat was ik boos!
Magisch dat je ergens in de rimboe aan de andere kant van de wereld een antenne de lucht in kon steken en iemand in Hilversum of Londen kon horen. In deze tijd van mobiele telefoons, internetcafé’s op elke hoek van elk ‘derde-wereldland’ is die magie natuurlijk verdwenen. Er zijn nog wel uitzendingen op de korte golf.